Bichanowastrildes zijn erg verdraagzame vogels en kunnen dan ook prima in een gezelschapsvolière met andere vogels en soortgenoten worden gehouden. In de broedperiode duldt het mannetje echter geen andere vogels in de buurt van het nest.
Er is een klein verschil tussen de man en pop. Het popje heeft veelal een smallere zwarte keel- en borstband die meestal ook wat minder intensief van kleur is dan bij de man. Ook het witte masker is bij de pop minder intensief wit dan bij de man. Verder heeft de man diep zwarte vleugeldekveren en een diep zwarte staart . Bij de pop zijn deze grijszwart. De beste zekerheid geeft echter de zang. Het mannetje zingt en het popje niet.
De bichenowastrilde heeft zijn verspreidingsgebied in Australië. Hier bewonen ze graslandgebieden, eucalyptusbossen en in cultuur gebrachte gronden. Ze worden ook regelmatig gezien in de tuinen en parken van dorpen en steden.
10 - 11 cm.
Bichenowastrildes zijn vrij sterke vogels die echter niet goed tegen kou en vocht kunnen. 's Winters kunt u ze dan ook beter binnen houden. Een verblijf waar tenminste een temperatuur heerst van 10 ⁰C geeft de minste risico's.
Als basis voeding geeft u een goede zaadmengeling voor tropische vogels en of volièrevogels, daarnaast geeft u eivoer/krachtvoer . Het zaadmengsel zou nog uitgebreidt kunnen worden met een mix van diverse onkruidzaden. Verder kunnen dagelijks enkele meelwormen gegeven worden. Naast bovenstaande voeding is het noodzakelijk dat de vogels dagelijks de beschikking hebben over vers en fris bad- en drinkwater en mogen ook vogelmineralen (grit) en maagkiezel niet ontbreken. U kunt ook naast het basisvoer ook extra vitamine bijgeven (1 x in de maand) zeker tijdens de kweek en in ruiperiode is het aan te raden om vitamine bij te geven. Voor de voeding klik hier.
Bichenowastrildes bouwen hun nestjes in halfopen nestkastjes. Als bouwmateriaal gebruiken ze (lange) droge grashalmen, mos, donsveertjes, en uitgeplozen sisaltouw. De nestbouw wordt door zowel het mannetje als het popje gedaan. Het popje legt gemiddeld vier tot zes eitjes die door beide oudervogels worden bebroed. De broedddur duurt 12 dagen. Na drie weken vliegen de jongen uit. De eerste tijd komen ze echter ‘s nachts nog wel terug naar het nest. Vier weken na het uitvliegen zijn ze als zelfstandig en op een leeftijd van vier maanden zijn ze op kleur.
